- Leeswijzer rapport
- Leeswijzer vakrapporten
- Evaluatiebeleid voor moderne vreemde talen
- Evaluatiebeleid voor lichamelijke opvoeding
Rapport over het dagelijks werk
-
Elke vakleraar duidt het resultaat van de evaluatie aan door middel van een percent. De evaluatie steunt op het persoonlijk werk van de leerling: notities, taken, lestoetsen, herhalingstoetsen en grotere opdrachten. In de eerste graad wordt het persoonlijk werk telkens aangekondigd in het planningsdeel van de schoolagenda.
- De resultaten op de taken en lestoetsen geven een beeld van de onmiddellijke verwerking en de studie-inzet. Opdrachten en herhalingstoetsen zijn representatiever en peilen meer naar de beheersing van vaardigheden en de verwerking van de leerstof. Het ligt voor de hand dat opdrachten en herhalingstoetsen zwaarder doorwegen dan lestoetsen die peilen naar een beperkte hoeveelheid leerstof. Het vermelde percentage is daarom niet louter terug te voeren tot het gemiddelde van alle uitslagen van testen en taken.
- Het rapport over het dagelijks werk geeft een tussenstand weer telkens vanaf het begin van het semester en sluit geen periode af.
- Het totaalpercentage wordt berekend op basis van de vakpercenten waarbij het aandeel van elk vak bepaald wordt door het aantal wekelijkse lestijden; dit aantal wordt weergegeven door middel van het cijfer naast het vak.
- In de derde graad worden er voor het seminarievak, het keuzevak en het vak esthetica enkel op het semesterrapport punten toegekend.
Rapport over het semester
Begin
Een rapport zonder gemiddeldes
We kiezen hier voor een leerlinggerichte aanpak en een rapport op maat van de leerling. Een rapport is het resultaat van de inspanningen en talenten van een leerling. Dit geeft een beeld van zijn/haar vordering in het vak en niet over zijn/haar positie tegenover de toevallige groep. In een gesprek kan gepeild worden naar de tevredenheid, de inspanningen en de mogelijkheden van de leerling. De commentaar van de klasleraar (gesteund door de commentaar van de vakleerkrachten) kan een bepaald resultaat in perspectief plaatsen.
Een klasgemiddelde verwijst naar een norm van een toevallige, arbitraire groep, het gaat hier dus over een valse vergelijking. De echte norm wordt bepaald door het leerplan van het vak. Algemeen kan gesteld worden:
- resultaat < 50% = manifest onvoldoende
- resultaat 50% - 60% = zwak
- resultaat 60% - 70% = voldoende tot goed
- resultaat 70% - 80% = heel goed tot uitstekend
- resultaat 80% - 90% = schitterend
- resultaat > 90% = uitmuntend
In een zwakke groep leidt een klasgemiddelde tot een te sterke of ronduit foute relativering. In een kleine groep is een gemiddelde gewoon niet relevant. In een sterke groep leidt een klasgemiddelde tot frustraties bij leerlingen die minder begaafd zijn. Perfectionistisch ingestelde leerlingen gaan gebukt onder het juk van het klasgemiddelde in een sterke groep. Ouders stellen ook vaak onterecht verwachtingen. Faalangstigen lijden echt onder de dwang van het klasgemiddelde.
Onderpresteerders zouden gebaat kunnen zijn met een klasgemiddelde maar ouders en leerlingen zijn meestal prima op de hoogte van het feit dat een resultaat beter zou kunnen mits...
De klasgemiddeldes blijven beschikbaar voor elke leraar. Een leraar of klasleraar kan steeds oordelen om dit klasgemiddelde kenbaar te maken aan de klasgroep, aan een leerling of aan een ouder. Een klasgemiddelde is echt geen geheim maar we vermelden het niet meer systematisch op een rapport in het belang van de leerling. Bij een semesterrapport wordt wel het jaarresultaat van de leerling van vorig leerjaar vermeld en zo kan elke leerling zijn/haar resultaten plaatsen in het perspectief van de loopbaan.
Begin
Een schooljaar met twee proefwerkreeksen
- We kiezen bewust voor een semestersysteem van het eerste tot het laatste jaar met twee proefwerkreeksen. In het semestersysteem werken we op de volgende manier: vaardigheden inoefenen, leerstof verwerken, geregeld lestoetsen rond studie-inzet, herhalingstoetsen en tenslotte proefwerken. De aandacht moet hierbij zeker gaan naar de herhalingstoetsen: zij peilen naar de vorderingen en brengen structuur aan in het semester; aan de hand van deze toetsen krijgen de leerlingen de kans om zich bij te sturen.
- Het aantal proefwerkdagen per schooljaar wordt vastgelegd door de overheid. Een semestersysteem biedt het voordeel dat er voor elk vak voldoende proefwerktijd kan voorzien worden, anders moeten de leerlingen veel vaker twee proefwerken per dag afleggen, wat belastend is voor hen. Wij kiezen voor twee reeksen met volwaardige proefwerken voor alle vakken – ook voor de vakken met een klein aantal lestijden per week - en met de mogelijkheid om mondelinge proefwerken te organiseren tijdens de reeks. In het schooljaar verkrijgen we zo een goede verhouding tussen lestijd en proefwerktijd en kunnen de twee proefwerkreeksen telkens grondig voorbereid worden door de vakleraars.
Jaarrapport
Op het jaarrapport worden alle resultaten van het schooljaar verzameld. Het eerste semester telt voor 4/10 van het jaartotaal, het tweede semester voor 6/10. Dit jaarrapport legt het resultaat van de leerling voor het schooljaar vast en op basis hiervan wordt het attest en het advies bepaald.
Begin
Duiding van de klasleraar
Bij elk cijferrapport geeft de klasleraar namens de klassenraad een duiding. Deze commentaar betreft de behaalde resultaten, de leer- en leefhouding en de leermogelijkheden. Via deze duiding kan de klassenraad aandachts- en werkpunten meegeven rond attitude en leerstrategieën.
Duiding van de leerling
Duiding van de ouder(s)
De leerling wordt uitgenodigd om zelf voor de spiegel te gaan staan en na te denken over zijn/haar resultaten, zijn/haar studie-aanpak en leefhouding op school. Via deze weg kan de leerling ook antwoorden op de commentaar van de klasleraar.
Ook ouders kunnen hier hun kijk op de resultaten, de leerhouding en de sociale houding aan de klasleraar meedelen. Op deze manier kan het rapport als een communicatiekanaal gebruikt worden tussen leerling, klasleraar en ouders.
Begin
Vakrapport Duits |
Leesvaardigheid |
tekstbegrip toetsen met ongeziene tekst die direct of indirect aansluit bij één van de behandelde thema's |
Luistervaardigheid |
authentiek fragment beluisteren dat aansluit bij één van de behandelde thema’s |
Schrijfvaardigheid |
dialoog vervolledigen met behulp van op voorhand ingestudeerde communicatieve zinnen |
Spreekvaardigheid |
thematische dialoog per twee/drie opstellen en daaraan gekoppeld een gesprek met de leerkracht (in 5 en 6); technisch lezen / beoordelen uitspraak (in 4) |
Grammatica |
toepassen van de geziene leerinhouden van o.a. de tegenwoordige tijd, de naamvallen, ... |
Woordenschat |
thematische woordenschat verwerken via vertalingen (N-D), synoniemen en contextzinnen |
Cultuur en literatuur |
bevraging van leerstof over de cultuur, literatuur en landeskunde van de Duitstalige gebieden in Europa |
Literatuurproject |
een Duitse roman lezen en analyseren binnen een bepaald thema (enkel 6LT) |
Begin
Vakrapport cultuurwetenschappen en gedragswetenschappen |
Reproductie |
Kennis, leerstof die rechtstreeks uit de les of cursus komt die je moet herhalen in je antwoord. Gaat vooral om specifieke, vakgebonden terminologie, maar ook redeneringen of theorieën. |
Diepteverwerking |
Kennis, leerstof uit de cursus of les waarmee je aan de slag moet. In je antwoord toon je aan dat je de leerstof beheerst maar ook kan gebruiken in een nieuwe context. Je moet verbanden leggen tussen verschillende onderdelen, redeneringen opbouwen en een antwoord gestructureerd opbouwen. |
Vaardigheden |
Alle vragen waar je een antwoord op kan geven zonder dat je rechtstreeks kennis of leerstof uit de cursus of les nodig hebt. Je moet iets kunnen 'doen'. Bv: nieuwe teksten lezen en interpreteren, wetenschappelijk onderzoek voeren, schriftelijke en mondelinge presentaties geven, kritische of persoonlijke reflectie geven ... |
Begin
Vakrapport geschiedenis |
Reproductie |
Kennis, leerstof die rechtstreeks uit de les of cursus komt die je moet herhalen in je antwoord. Het gaat om specifieke, vakgebonden terminologie, maar ook redeneringen of theorieën. |
Vaardigheden |
Historische vaardigheden kunnen toepassen op de leerstof.
Enkele voorbeelden: historische kritiek, werken met een historische atlas, documenten, heuristiek, historisch referentiekader, actualiteit (komt erbij in graad 3), … |
Diepteverwerking |
Kennis, leerstof uit de cursus of les waarmee je ‘aan de slag moet’. In je antwoord toon je aan dat je de leerstof beheerst maar ook kan gebruiken in een nieuwe context. Je moet verbanden leggen tussen verschillende onderdelen, redeneringen opbouwen en een antwoord structureren. |
Begin
Vakrapport wiskunde graad I |
Theorie |
Dit onderdeel omvat alle eigenschappen, rekenregels en definities die leerlingen nodig hebben om oefeningen te kunnen uitvoeren. |
Basisoefeningen |
Bij deze oefeningen wordt er gepeild naar de normale realisatie van de basisdoelstellingen, dus zonder ingewikkelde oefeningen en toepassingen. Dit is in principe het te realiseren niveau voor alle leerlingen. |
Verdiepingsoefeningen |
Bij deze oefeningen wordt er gepeild naar de diepere verwerking van vaardigheden, alsook samenhang tussen verschillende onderdelen. Dit niveau wordt nagestreefd voor alle leerlingen, maar wel vanuit het besef dat dit niet voor iedereen haalbaar is. Het onderdeel geeft ook bijkomende informatie naar oriëntering. |
Begin
Vakrapport biologie graad II |
Reproductie |
Antwoorden op deze vragen zijn letterlijk terug te vinden in de cursus, handboek en/of begrippenlijst. |
Diepteverwerking |
In deze antwoorden moet de aangereikte kennis op een juiste manier in een andere of ruimere context geplaatst worden. |
Meerkeuze |
Punten verdiend bij het beantwoorden van meerkeuzevragen. Deze vragen kunnen zowel reproductief als inzichtelijk zijn. |
Begin
Vakrapport biologie graad III |
Reproductie |
Dit betreft de geziene theorie, de leerlingen studeren hiervoor hun notities, handboek en bepaalde websites , elo en de begrippenlijst. |
Diepteverwerking |
Hier wordt gepeild naar het benoemen van nieuwe, maar gelijkende foto's en tekeningen, structuur/functie relaties opmerken, werken met grafieken, toepassen van de theorie en het oplossen van vraagstukjes. |
Meerkeuze |
Gerichte vraagstelling naar theorie en inzicht. |
Begin
Vakrapport Engels |
Leesvaardigheid |
Leerlingen kunnen door middel van correcte leesstrategieën Engelstalige teksten begrijpen, structureren en beoordelen. |
Luistervaardigheid |
Leerlingen kunnen door middel van correcte luisterstrategeën Engelstalige audiovisuele fragmenten begrijpen, structureren en beoordelen. |
Schrijfvaardigheid |
Leerlingen kunnen via correcte schrijfstrategieën een situatie beschrijven, er gestructureerd over rapporteren en ze beoordelen. |
Spreekvaardigheid |
Leerlingen kunnen via correcte spreekstrategieën een presentatie geven in het Engels die beschrijvend, structurerend of beoordelend van aard is. |
Gespreksvaardigheid |
Leerlingen kunnen via correcte conversatiestrategieën een gesprek in het Engels beginnen, aan de gang houden en afsluiten, daarbij overwinnen ze eventuele moeilijkheden in de interactie. |
Woordenschat |
Leerlingen bouwen hun woordenschat uit op een functioneel niveau, om zaken te kunnen benoemen en om uitspraken te kunnen doen, in functie van authentieke taalsituaties. |
Grammatica |
Leerlingen bouwen hun grammaticale kennis uit op een functioneel niveau, om zaken te kunnen benoemen en om uitspraken te kunnen doen, in functie van authentieke taalsituaties. |
Interculturele Component |
Leerlingen maken kennis met verschillende aspecten van de mondiale Engelstalige cultuur, en leren de eigenheden van diverse cultuuruitingen kennen en waarderen.. |
SET |
Leerlingen uit de talenrichtingen (graad III) voeren op zelfstandige wijze taalkundig, cultureel en literair onderzoek uit. Zij verwerven hiervoor specifieke competenties. |
Begin
Vakrapport Frans |
Leesvaardigheid |
Leerlingen kunnen door middel van correcte leesstrategieën Franstalige teksten begrijpen, structureren en beoordelen. |
Luistervaardigheid |
Leerlingen kunnen door middel van correcte luisterstrategeën Franstalige audiovisuele fragmenten begrijpen, structureren en beoordelen. |
Schrijfvaardigheid |
Leerlingen kunnen via correcte schrijfstrategieën een situatie beschrijven, er gestructureerd over rapporteren en ze beoordelen. |
Spreekvaardigheid |
Leerlingen kunnen via correcte spreekstrategieën een presentatie geven in het Frans die beschrijvend, structurerend of beoordelend van aard is. |
Gespreksvaardigheid |
Leerlingen kunnen via correcte conversatiestrategieën een gesprek in het Frans beginnen, aan de gang houden en afsluiten, daarbij overwinnen ze eventuele moeilijkheden in de interactie. |
Woordenschat |
Leerlingen bouwen hun woordenschat uit op een functioneel niveau, om zaken te kunnen benoemen en om uitspraken te kunnen doen, in functie van authentieke taalsituaties. |
Grammatica |
Leerlingen bouwen hun grammaticale kennis uit op een functioneel niveau, om zaken te kunnen benoemen en om uitspraken te kunnen doen, in functie van authentieke taalsituaties. |
Interculturele Component |
Leerlingen maken kennis met verschillende aspecten van de mondiale Franstalige cultuur, en leren de eigenheden van diverse cultuuruitingen kennen en waarderen.. |
SET |
Leerlingen uit de talenrichtingen (graad III) voeren op zelfstandige wijze taalkundig, cultureel en literair onderzoek uit. Zij verwerven hiervoor specifieke competenties. |
Begin
Vakrapport Grieks en Latijn 1-3 |
Woordenschat |
Woordenschatkennis: gegevens, betekenissen en afgeleide moderne woorden |
Taalleer |
Reproductie: kennis van de modelwoorden.
Toepassen van de vorm- en zinsleer, geïsoleerd en in zinsverband |
Geziene teksten - Taalleer |
Toepassen van de vorm- en zinsleer op de in de lessen behandelde teksten |
Geziene teksten - Tekstbegrip |
Via inhoudsvragen een goed begrip aantonen van de in de lessen behandelde teksten. |
Ongeziene tekst - Taalleer |
Toepassen van de vorm- en zinsleer op een niet in de lessen behandelde tekst. |
Ongeziene tekst - Inhoud |
Via inhoudsvragen een goed begrip aantonen van een niet behandelde tekst.. |
Cultuur |
Kennis van de behandelde cultuurthema's, hoofdzakelijk vertrekkend vanuit de behandelde teksten. |
Begin
Vakrapport Grieks en Latijn 4-6 |
Woordenschat |
Woordenschatkennis: gegevens, betekenissen van vervoegde/verbogen vormen geven, woordvormingsprincipes toepassen. |
Geziene teksten - Vertaling |
Vlot vertalen van tekstfragmenten. |
Geziene teksten - Taalleer |
Toepassen van de vorm- en zinsleer zoals aangebracht tijdens de lessen. |
Geziene teksten - Stijl |
Stijlfiguren aanduiden, benoemen en het inhoudelijk effect hiervan weergeven. Bij het genre poëzie scanderen en oog hebben voor typisch poëtische taalverschijnselen. |
Geziene teksten - Inhoud |
De auteur en zijn werk kaderen in zijn sociaal-historische context; via inhoudsvragen een goed tekstbegrip aantonen van de teksten; reflectie over de teksten; nawerking van de thema's. |
Ongeziene tekst - Vertaling |
Vertalen van tekstfragmenten. |
Ongeziene tekst - Taalanalyse |
Via grammaticale hulpvragen komen tot een goede analyse van de tekst, om zo tot een goede vertaling en tekstbegrip te komen. |
Ongeziene tekst - Inhoud |
Via inhoudsvragen een goed begrip van de tekst aantonen. |
Begin
Vakrapport Nederlands 3-6 |
Leesvaardigheid |
Verschillende (on)bekende tekstsoorten structureren, analyseren en beoordelen. |
Luistervaardigheid |
Audiovisueel materiaal kunnen verwerken en beoordelen. |
Schrijfvaardigheid |
Correct geformuleerde, goed gestructureerde en beargumenteerde zakelijke teksten kunnen schrijven. |
Spreekvaardigheid |
|
Taalbeschouwing |
Kennis van taalkundige termen, inzicht in taalkundige onderwerpen, onderzoek van en refelctie op (eigen) taal. |
Literatuur |
Inzicht in literaire geschiedenis en terminologie. Literaire teksten kunnen analyseren, interpreteren en beoordelen. |
Begin
Evaluatiebeleid voor moderne vreemde talen |
De moderne vreemde talen Frans en Engels hanteren een evaluatiebeleid op basis van gespreide evaluatie. Zo worden leerlingen beter begeleid en zelfstandiger gemaakt als moderne actieve taalgebruikers.
- Taaltaken. Het uitgangspunt zijn de taaltaken: opdrachten waarbij je in een zo realistisch mogelijke taalsituatie wordt geplaatst, en zelf correct optreedt. Enkele voorbeelden: een zakelijk telefoongesprek voeren met de uitbater van een bed-and-breakfast, je buurt en school voorstellen aan een uitwisselingsstudent, een e-mail schrijven aan een onbekende, reageren op een blog, een korte speech houden. Deze taaltaken zijn de doelstelling van de lessen Engels en Frans geworden.
- Wat betekent dit nu concreet voor een leerling? Engels en Frans werken met een gespreide evaluatie in de vorm van een flexibel rapport, met daarin:
- Bouwstenen: in kleine testjes en taakjes werkt een leerling aan woordenschat, grammatica, spreken en gesprekken voeren, schrijven, luisteren, lezen en cultuur. Leerlingen uit de talenrichtingen (graad III) leggen bovendien een extra focus op taalstudie (de zogenaamde SETs of Specifieke Eindtermen). Op deze manier ontstaat een stevige basis voor de taaltaken. Elke leerling krijgt hier ook alle ruimte om uit fouten te leren, en bij te sturen waar nodig.
- Taaltaken: dit zijn de grote opdrachten die je dankzij het verwerven van kennis en vaardigheden zelfstandig uitvoert. Zoals in de inleiding beschreven, zijn deze zo realistisch mogelijk. Ook in het echte leven zal je immers een zakelijk telefoongesprek moeten voeren, een klachtenmail schrijven, of een mening verdedigen tegenover een groep. Typisch aan deze taaltaken is dat ze verschillende vaardigheden integreren. Wanneer je via een mail of een blog een hotel aanbeveelt bijvoorbeeld, zal je eerst nauwkeurig de beschrijving ervan lezen op een website of in een folder, om dan vervolgens op een gestructureerde manier dit uit te schrijven gericht aan een bepaalde lezer. Voorts zijn taaltaken open opdrachten: dit betekent dat er niet met allerlei deelvragen of -opdrachten wordt gewerkt, op een al te 'schoolse' manier, maar je een grote vrijheid en verantwoordelijkheid krijgt om je taaltaak uit te voeren, zonder dat je leerkrachten je bij het handje houden. (Ook hier krijgen leerlingen uit de talenrichtingen van de derde graad extra SET-opdrachten waarbij ze authentiek taalonderzoek uitvoeren. Voorbeelden: vakoverschrijdend onderzoek naar literaire thema's in het literatuurproject, of naar talige en culturele verschillen in politieke speeches.)
- De leerling krijgt evaluatiemomenten van bouwstenen en taaltaken op geregelde tijdstippen. Dat is ook logisch: wanneer de bouwstenen van een bepaald onderdeel klaar zijn, kan je er een taaltaak mee maken. Het nieuwe rapport is vooral een flexibel vakrapport, dat groeit doorheen het schooljaar. Het kan steeds geraadpleegd worden op de elo. Bij elk papieren maandrapport wordt het bovendien als bijlage meegegeven.
- Geen klassiek examen meer
Dit heeft als belangrijk gevolg dat het klassieke proefwerk verdwijnt. Een leerling krijgt één totaalscore voor Engels en Frans. Geen 'dagelijks werk' en 'proefwerk' meer dus; evenmin nog specifieke woordenschat-, grammatica- en cultuurexamens.
- Wat dan met de examenperiode? We gebruiken deze evaluatietijd voor Frans en Engels nuttig voor het uitvoeren van de laatste taaltaken van dat semester. Welk soort taaltaken je dan krijgt (welke vaardigheden of inhouden), hangt af van de opbouw van dat semester. Als overgang naar de derde graad zullen in de tweede graad ook nog bouwstenen (woordenschat en grammatica) getoetst worden in de examenperiode.
- De verhouding tussen de verschillende onderdelen van het vakrapport benadert de volgende verhoudingen:
Onderdeel |
Graad II |
Graad III |
Luisteren |
10 % |
10 % |
Lezen |
15 % |
15% |
Schrijven |
20 % |
20 % |
Spreken en gesprek |
15% |
15% + 5 % |
Woordenschat |
20 % |
15 % |
Grammatica |
20 % |
15 % |
Interculturele component |
|
5 % |
SET (enkel voor talenrichtingen) |
|
25 % |
- Voordelen
We geloven dat dit nieuwe concept leerlingen heel wat te bieden heeft:
- voorbereiding op échte taalsituaties
- doelgericht gebruik van de bouwstenen van een taal
- je wordt zelfstandiger en meer zelfzeker als taalgebruiker
- het meegroeiende vakrapport toont meteen je sterktes en werkpunten
- hierdoor is een directe en specifieke remediëring mogelijk.
Begin
Evaluatiebeleid voor lichamelijke opvoeding |
In het vak Lichamelijke Opvoeding willen we allround sporters ontwikkelen met een sportieve ingesteldheid in de goede en brede zin van het woord. Om dit te bereiken kozen we voor een passend evaluatiesysteem. We lichten onze componenten kort toe.
Prestatiescores
In de loop van een semester neemt je leraar testen af om je sportieve vaardigheden in kaart te brengen. Op basis van al deze praktische proeven wordt een totaalscore berekend: jouw prestatiescore of jouw motorische vaardigheden = MV
Persoonsdoelen
In de LO-les wil de leraar dat je ook je sociale vaardigheden ontwikkelt en dat je een positieve en realistische kijk op jezelf, je vaardigheden en je interesses krijgt.
Deze doelen hebben te maken met belangrijke randrollen in de sport zoals bijvoorbeeld
- het helpen van medeleerlingen
- het scheidsen en coachen van klasgenoten
Deze score geeft dus informatie over je algemene leerhouding en leefhouding in de les: jouw attitude = ATT
We kunnen ze meer specifiëren:
- TURNKLEDIJ : Ben je in orde met je turnkledij:
- Propere T-shirt van de school
- Donkere short van de school
- Sportschoenen (degelijk, proper, een indoor paar met rode veters-en een outdoor paar)
- Sieraden (geen kettinkjes, oorbellen, uurwerken)
Al deze items hebben betrekking op hygiëne, veiligheid en blessurepreventie.
Elke semester start je met 10/10. Ben je steeds in orde, dan behoud je deze score.
Telkens je niet in orde bent voor dit item, vermindert je score.
- REGELS EN AFSPRAKEN VOLGEN :
De leraar beoordeelt of je de algemene schoolregels naleeft en of
de specifieke regels en afspraken die gelden voor een sportvak respecteert.
- INZET
- Werk je actief en constructief mee tijden de lessen?
- Kan je doorzetten, ook als je leerproces trager vordert of als vermoeidheid optreedt?
- ZORG VOOR MATERIAAL
- Kan je het te gebruiken materiaal met zorg opstellen, gebruiken en wegplaatsen?
- Gebruik je de infrastructuur op een correcte manier?
- ZORG VOOR ELKAAR
- Gedraag je je beleefd?
- Gebruik je passend taalgebruik?
- Kan je eventuele frustraties op een passende wijze uiten?
- Ga je gevoelsvol om met je eigen sterkte en zwakke punten en met die van anderen?
Elke semester start je met een score van 75%. Bonuspunten kunnen je score verhogen indien je getuigt van een positieve inbreng van bovenstaande items. Minpunten wegens ongepast gedrag kunnen je score ook uit balans brengen.
Begin